Het boek 'Ik zet mijn masker af'

Ik voelde me eenzaam en verdrietig. Niemand zag hoe slecht het met me ging. En zelf vertelde ik het hen ook niet…

 

Op 14 september 2014 is het boek 'Ik zet mijn masker af' gepresenteerd. In dit boek vertellen 20 jongeren (14-25 jaar) over hoe zij een overlijden van een dierbare overleefden. Met thema's zoals: niet anders willlen zijn, maar zich wel anders voelen; omgaan met confrontaties; angst om meer te verliezen; communicatie binnen het gezin; bescherming van gezinsleden; omgang met vrienden; school, studie, werk, etc.

Verhalen waarin andere jongeren (h)erkenning zullen vinden, en die de omgeving van jongeren meer inzicht geven in hoe jongeren rouwen. Het boek is bedoeld voor iedereen; jongeren in rouw, vrienden, familie, hulpverleners en andere geïnteresseerde. 

 

- "Juist nu ik ouder ben, denk ik er veel meer over na en heb ik meer behoefte om erover te praten..."
- "Ik was bang om nog meer te verliezen..."

"Thuis praatten we nooit over mam of over ons verdriet. Dat uitte zich bij mij in boosheid en werd ik gestraft voor mijn gedrag..."

"Het ging niet goed op school. Helaas begreep mijn leerkracht niet dat it kwam door wat er was gebeurd. Het was toch al zo lang geleden..."

 

 

 

 

Het verhaal van Jasper Coenen (18), van wie zijn moeder overleed aan een longembolie op 3 augustus 2007

 

Vakantie

We waren op vakantie in Frankrijk. Dat was in juli 2007. Tijdens een looptocht in de bergen kreeg mam het benauwd. Een van onze vakantievrienden was fysiotherapeute, maar zij kon niets doen. Eenmaal thuis is mam naar het ziekenhuis gegaan om bloed te laten prikken. De uitslag heeft ze helaas niet mee mogen maken …

 

Thuis

Op 3 augustus ’s morgens voelde mam zich helemaal niet goed. Ze wilde gaan douchen, maar het lukte niet en ging terug naar bed. Mijn broer ging bij haar kijken en zag dat het echt niet goed met haar ging. Hij belde mijn vader op. Ook de huisarts werd erbij gehaald, en later verscheen de ambulance. Zij stelden de vermoedelijke diagnose dat mam een longembolie had, en probeerden haar te reanimeren. Helaas heeft de reanimatie niet mogen baten. 

Ik was 11 jaar en logeerde die dag bij een vriendje. Pap kwam mij daar ophalen, en vertelde dat mam rustig was ingeslapen. Ik snapte er helemaal niks van. Thuis gekomen ging ik meteen naar haar toe. Ze lag daar op haar eigen bed. Ze had een handdoek om haar nek, en dat vond ik raar. Het leek net of ze sliep. Er kwamen nog meer familie en vrienden en ik ben met mijn broer naar beneden gegaan, en op de bank gaan zitten. We zeiden verder niks, en keken alleen maar naar buiten. Daar speelden mijn zusje (toen 8 jaar) en mijn neefje. Ik dacht bij mezelf: ‘Hoe kunnen zij nou zo’n plezier hebben, terwijl mama boven dood in bed ligt?’

Mijn andere broer was op vakantie in Renesse. Hij werd door familie opgehaald, en mama bleef thuis tot hij er was. Daarna is ze op een brancard naar beneden gedragen. Onder in de gang stond oma in de rolstoel. Toen mam voorbij kwam zei ze: ‘Waarom zij en niet ik?’

Mam werd naar een uitvaartcentrum gebracht waar wij haar zelf hebben opgebaard. Ik heb alleen gekeken en vond het raar. Alles hing, niks bewoog mee en toch moest er een bloes aangetrokken worden. Toen dit klaar was, is mam met ons mee naar huis gegaan. Ze stond mooi in de kamer. 

Er was voetbalweek en daar ben ik elke dag toch naar toe gegaan. Ik kwam daar ’s middags laat van terug. Het was een fijne afleiding.

 

Afscheid

Mam lag in een mooie witte kist. Toen die dicht moest, heb ik er nog een bloem bij gelegd. En samen hebben we de kist met knopen dicht gemaakt. Toen kwam de kerkdienst. Wij reden in een witte limousine achter de lijkwagen aan. De kerk was tot de nok toe gevuld met mensen. Dat was aan de ene kant fijn, maar aan de andere kant ook moeilijk. Een aantal mensen hebben nog wat gezegd. Tijdens de crematiedienst die volgde waren alleen familie en vrienden aanwezig. Toen de dienst erop zat, moest iedereen de zaal verlaten. Wij bleven met ons gezin en ooms en tantes over. We hebben de bloemen van de kist gehaald en zijn meegegaan naar de oven. Het was voor mij niet voor te stellen dat mam in die kist lag. De steen met het nummer dat op de kist lag, ligt nu nog in de urn.

Daarna was er bij ons thuis een koffietafel. Toen iedereen naar huis was, kreeg ik een heel raar gevoel. Ik miste mijn moeder heel erg. Ik was uitgeput, had nergens zin in en had veel verdriet.

De voetbalweek was nog niet voorbij, dus ging ik de volgende dag weer. Daar had ik afleiding. Thuiskomend volgde elke keer de confrontatie met het gemis van mam.

 

Hoe we verder gingen

En toch praatten we er thuis niet veel over. Waarschijnlijk uit bescherming voor elkaar. Maar het rotte gevoel was er altijd wel.

Mam werd ook heel erg gemist in de dingen die ze in huis deed. We werden wel aan alle kanten geholpen: de buurvrouw hielp met de was en mama’s beste vriendin was er elke donderdag. En toen een broer van pap met pensioen ging, kwam hij ook vaker. 

Pap was de eerste weken thuis. Toen kreeg hij te horen dat hij prostaatkanker had. Ik herinner mij dat hij verschillende keren naar het ziekenhuis moest. Ik wist zelf niet wat kanker was. Ik heb nooit het gevoel gehad dat pap hieraan dood zou gaan. En ook hierover werd niet veel gepraat. Toen het weer beter met hem ging, is hij ook weer gaan werken.

 

Na het eerste jaar

Het eerste jaar na het overlijden van mam ging het redelijk goed met mij. Ik zat in groep 8 en deed alles wat ik eerder ook deed. Niemand vroeg naar hoe het met mij was, en op dat moment leek het ook dat ik daar geen behoefte aan had. Maar ik werd steeds sneller opgefokt, sneller geïrriteerd. Ik praatte weinig over mijn gevoel. Een paar jaar eerder was mijn gedrag ook niet echt positief, maar dat ging over toen bij mij dyslexie werd geconstateerd en de aanpak aangepast werd. In groep 8 kwam dit gedrag terug, maar er werd niks mee gedaan. Ik praatte er zelf ook niet over. Ik had niet in de gaten dat het kwam door alles wat er gebeurd was.

Op de middelbare school ging het eerst beter. Frustraties gingen weg en ik had goede afleiding. Thuis was het stil. Pap werkte inmiddels weer fulltime en was er vaak niet.

Twee jaar na het overlijden van mam werd pap depressief. Maar er werd niet over de problemen gepraat. Ik dacht steeds dat problemen vanzelf wel zouden oplossen.

 

Toen begonnen de problemen

Ondertussen  voelde ik mij steeds minder begrepen. Daardoor kreeg ik steeds meer ruzie met pap. Ik ging dingen doen die niet konden, en waar pap dan weer boos over werd. Ik sliep ’s nachts slecht en sliep overdag uit. Daardoor ging ik minder naar school. En zo stapelden de problemen zich op.

Op een dag eind 2012 was er weer een conflict met pap. Ik lag in mijn bed en pap schreeuwde naar mij dat ik naar school moest. Ik heb mijn fiets gepakt en wilde weg fietsen, maar pap hield mij tegen. Toen ben ik weggelopen. Een kennis van ons kwam mij achterna en heeft mij vastgepakt zodat ik niet meer los kon. Maar ik was zo gefrustreerd en boos, en wilde los. Na een hele lange tijd heeft hij me toch laten gaan. Ik ben richting het spoor gelopen. Pap en de kennis kwamen achter me aan. Maar ik wilde alleen zijn en verstopte me. Ik heb even gedacht: ’Wat zal ik doen?’ Pap had de politie en huisarts al ingeschakeld. Uiteindelijk hebben mijn vriendin en haar moeder mij opgehaald. Mijn vriendin betekende heel veel voor mij. Ik heb vroeger nooit geleerd om over mijn problemen te praten. Met haar kon ik het een beetje. Ik ben bij haar thuis twee maanden opgevangen.

In maart ging ik weer terug naar huis. Op school ging het niet goed. Ik werd doorverwezen naar de GGZ. Daar werd ik weer naar huis gestuurd omdat ik volgens hen niks mankeerde. Ze zeiden dat mijn problemen bij mijn leeftijd pasten. Ik was afwisselend thuis of bij mijn vriendin. Ik bleef naar huis gaan, maar telkens had ik weer conflicten met pap. Het was een wisselwerking van negativiteit die steeds verder ging. Ik deed dingen die niet konden, en pap schreeuwde dan alleen maar dat ik alles verkeerd deed. Het deed mij veel verdriet en daardoor kon ik niet meer thuis wonen. 

Vanaf juni ben ik opgevangen bij kennissen van ons. Dat is heel fijn, maar hoe lief ook bedoeld, het is mijn thuis niet. Ik heb het meeste behoefte aan een ECHT thuis. Een eigen appartementje, waar ik mezelf kan zijn. 

Mijn vader heeft inmiddels een Russische vriendin. Ik ben er nog niet klaar voor om mijn vader met een andere vrouw te zien dan mijn moeder. Hij zet hierin snellere stappen dan ik kan volgen. Ik weet dat deze vrouw mijn moeder niet kan vervangen, maar merk wel dat ik het lastig vind om het te accepteren. 

 

Problemen stapelen zich op

In juli en augustus ging het wisselend met mij. Weinig pieken en veel dalen. Van buiten leek ik de vrolijke jongen, maar dat was een groot masker.

Bij mijn vriendengroep ging ik vaak alleen zitten omdat ik me rot voelde. Ik kan niet precies beschrijven wat ik precies voelde. Het was gewoon k*t. Ik was jaloers op hen, omdat zij wel een moeder hadden en ik niet. Ik kon soms zo boos worden als zij ruzie met hun moeder hadden, eigenlijk om niks. Dan dacht ik: ‘Ben blij dat je nog een moeder hebt!’ Maar dat zei ik niet. Ik kreeg steeds meer het gevoel dat mijn vrienden niet meer wisten wat ze moesten doen, en hoe ze op mij moesten reageren. Dat begreep ik ook wel. Ze wisten niet wat er aan de hand was, want daar praatte ik niet over. Ze zagen alleen de domme dingen die ik deed, en wisten niet waardoor het kwam. 

Op een feestje in september knakte er iets bij mij. Alle problemen kwamen op een hoop. Thuis liep het niet goed. De relatie met mijn vriendin werd steeds minder goed. Mijn vrienden die me niet begrepen. En mijn school waar ik soms ook niet naar toe ging. Ik dacht hier tijdens een feestje over na, en had in één keer geen zin meer in alles. Ik ben toen naar het gezin gefietst waar ik woonde en heb van allerlei pillen uit het medicijnkastje gehaald. Ik heb zo’n 20 paracetamol en een aantal cholesterolverlagers ingenomen. Meteen toen ik dit gedaan had, kreeg ik spijt. Ik fietste terug naar het feestje en vertelde wat ik had gedaan. De ambulance werd gebeld en ik werd naar het ziekenhuis gebracht. Ik kreeg een antigif en infuus. Ik heb daar twee keer een gesprek gehad met twee verschillende psychiaters van de crisisdienst. Twee dagen later mocht ik weer naar huis. Dat was achteraf niet slim. Ik had het idee dat mijn probleem niet goed werd ingeschat. Ik had beter meteen doorgestuurd kunnen worden. De vervolgafspraak duurde erg lang.

Ik pakte het leven weer op voor zover het ging. Overdag ging het aardig, maar ik sliep ’s nachts slecht. Ik piekerde dan over alle problemen die zich alleen maar opstapelden.

De problemen met mijn vriendin waren de druppel. Zij gaf aan dat zij een punt wilde zetten achter onze relatie. Ik dacht dat als ik zelfs voor haar niet meer belangrijk was, ik klaar was met mijn leven. Ik heb het kettinkje met de as van mam bij haar in de brievenbus gedaan, zodat dit bij iemand veilig was, en ben naar een plek gegaan waar niemand mij kon vinden. Ik wilde helemaal geen eind aan mijn leven, maar ergens anders heen. Dit leven zoals het nu was, wilde ik niet.

Mijn broer hoorde via mijn vriendin dat ik weg was gegaan. Hij kwam me zoeken en vond me op het station. Uiteindelijk zijn we samen naar de GGZ gegaan. Daar kreeg ik slaapmedicatie en mocht daarmee weer terug naar huis. Dat wilde ik zelf ook.

De volgende dag maakte mijn vriendin het echt uit. Het gevoel wat ik toen had, was hetzelfde als dat er iemand dood was gegaan. Ik heb mijn fiets gepakt, heb een aantal doosjes paracetamol gekocht en ben naar haar toe gegaan. Toen ik weer bij haar wegging, ben ik onder een tunnel gaan zitten en heb de pillen geslikt. Iedereen was me ondertussen aan het bellen. Ik nam alleen op toen mijn vriendin belde en heb tegen haar gezegd waar ik was. Zij en mijn vader hebben me naar het ziekenhuis gebracht. Ik ben daar die nacht gebleven en de volgende dag naar de crisisopvang in een ander ziekenhuis gebracht en een paar dagen later naar een kliniek in Helmond.

  

Opname in een kliniek

In de kliniek heb ik geleerd om te praten. Ik heb echt alles verteld. Op zich een opluchting, maar voor mij ook moeilijk, omdat ik nooit geleerd heb om te praten. 

Sinds het overlijden van mam heb ik alles weggestopt. Alleen zag je de boosheid in het conflict met pap. En daardoor zijn alle problemen ontstaan.

Terugkijkend had ik behoefte om  binnen ons gezin eerder met elkaar te praten. Ook al leek dat aan de buitenkant van niet. Toen dit moeilijk bleek, was het fijn geweest als iemand ons had aangeven om met een gespecialiseerd iemand hierover te praten. 

Dan hadden we veel van deze problemen kunnen voorkomen. Een jongen van 11 jaar begrijpt nog niet dat dat belangrijk is. Achteraf zie ik dit wel in.

 

En nu…

Ik ben nu bezig om mezelf te veranderen. En ik hoop dat mijn vader ook verandert. Dat we beter met elkaar omgaan en dat ik het gevoel heb dat ik ook belangrijk voor hem ben. 

Het ergste dat mij dwars zit, is dat ik geen echt thuis heb. De conflicten die ik met mijn vader heb, zorgen ervoor dat dit niet kan. 

Ik zie mijn oudste broer nog wel, maar minder vaak dan eerst. Mijn tweede broer is gaan studeren en komt nauwelijks thuis. Mijn jongere zusje woont wel thuis, en zie ik nog wel regelmatig. Maar het thuisgevoel is wat ik mis. Ik vind het jammer dat we niet eerder met elkaar hebben gepraat. Als we dat wel hadden gedaan, dan was het waarschijnlijk anders gegaan …

 

Tips 

- Tip aan jongeren: ga naar een gespecialiseerd iemand toe als je merkt  dat je thuis niet over je verdriet kan praten, en vertel meteen het eerste dat in je opkomt.

- Tip aan de omgeving: Vraag of je kunt helpen en luister echt  zonder in te vullen hoe jij denkt dat het gaat. Want wat je aan de buitenkant ziet, is niet hoe het van binnen is.